Alle vormen van natuur in Drenthe
Natuur in het Hondsruggebied is een moeilijk te definiëren begrip omdat de mens hier eigenlijk overal en altijd zijn invloed heeft doen gelden, ook in de natuur. Hoe zag het Hondsruggebied er uit vóór de mens naar deze streken kwam? Wat was onze oer-natuur? Grote delen van Drenthe waren ooit bedekt met dicht oerwoud. Elders groeide ondoordringbaar struikgewas en ook waren er open vlaktes met gras, heide en solitaire bomen. De meeste bossen verdwenen toen de mensen de grond gingen ontginnen om er als boer een bestaan op te bouwen. Sinds die tijd is het landschap van het Hondsruggebied een vernuftig, soms creatief maar ook vaak destructief samenspel gebleken van mens en natuur, wat nog steeds doorgaat.
De bossen
Slechts hier en daar in het Hondsruggebied zijn nog restanten van oude bossen te vinden. Vaak vind je ze aan het eind van de essen rond de dorpen of aan de rand van de heide. De laatste oerbossen werden in de 19e eeuw gerooid. Verreweg de meeste bossen in Drenthe zijn dus niet veel meer dan honderd jaar oud. En het is allemaal mensenwerk… De meeste Drentse bossen werden aangeplant toen een eeuw geleden de heide ontgonnen werd. Deze bossen waren echte bomenakkers. Tegenwoordig veranderen steeds meer van deze bossen in een veel gevarieerder bos doordat spontane opslag de kans krijgt uit te groeien tot grote bomen.
De meren en plassen
Het Zuidlaardermeer is de grootste waterplas in het Hondsruggebied, maar ook elders vind je in de beekdalen grotere en kleinere plassen, zoals pingoruïnes. Het zijn veelal moerasjes waar het water blijft staan en waar zich een bijzondere vegetatie en veen kan ontwikkelen.
Als de natuur zijn gang gaat zullen de meeste waterplassen dichtgroeien of verlanden. Het voedselrijke water zorgt ervoor dat waterplanten de kans krijgen grote oppervlakten in beslag te nemen. Je kunt het dichtgroeien tegengaan door de waterhuishouding goed aan te pakken en plassen regelmatig op te schonen.
De venen
Zo’n 12.000 jaar geleden, dat wil zeggen na de laatste ijstijd begon de veenvorming in Drenthe. De temperaturen gingen stijgen en de vegetatie, die door de koude verdreven was, kon zich herstellen. De beekdalen werden steeds natter en in de lagere delen begon zich laagveen te ontwikkelen.
Vervolgens groeide het veenmos op veel plaatsen zo voorspoedig dat het na verloop van tijd boven de grondwaterspiegel uit kwam en zich hoogveen vormde. Dit had alleen mineraalarm regenwater nodig om verder te groeien. Het veen groeide door en klom langs de randen van Drenthe zoals de Hondsrug omhoog totdat het uitgestrekte gebieden bedekte.
Bijna alle veentjes zijn in het verleden door de mens wel eens gebruikt om er turf te spitten. Ook de uitgestrekte hoogvenen zijn grotendeels ontgonnen. Veel veentjes dreigden op een gegeven moment te verdwijnen door grondwaterverlaging en opslag van bomen als wilg en berk. Gelukkig is er de afgelopen jaren meer aandacht voor natuurbeheer en worden de Drentse veentjes weer natter.
De heidevelden
De Drentse heidevelden zijn voor een belangrijk deel mensenwerk. Of beter gezegd; het werk van ontelbare schapen. Zonder schapen zou de heide er niet zijn. In de loop van de tijd hebben steeds grotere schaapskuddes de heide steeds intensiever begraasd. Hun mest was onmisbaar in de traditionele Drentse landbouw. Wilde je meer verbouwen, dan had je meer schapenmest nodig. De enige struik die zich onder zulke uiterst schrale omstandigheden kon handhaven, was heide.
Kunstmest maakte in de twintigste eeuw het houden van schapen overbodig. In enkele tientallen jaren tijd werden de meeste heidevelden ontgonnen. Op de onontgonnen heide grepen de bomen en planten, die van de schapen geen schijn van kans gekregen hadden, hun nieuwe mogelijkheden aan.
Als natuurorganisaties niets aan heidebeheer zouden doen, veranderen alle Drentse heidevelden op den duur weer in de oerwouden waar het duizenden jaren geleden mee begonnen is. Als je heide wilt behouden, moet je doen wat de Drentse boeren vroeger ook deden: stuur schapen en runderen de hei op.
De beken
Met de Drentsche Aa heeft het Hondsruggebied misschien wel de mooiste beek van Nederland binnen zijn grenzen. Een wijdvertakt stelsel van kronkelende diepjes en loopjes die zich stroomafwaarts verenigen tot een brede stroom door een weids beekdal richting Groningen. Toen in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw bijna alle andere Drentse beken ten gunste van de landbouw gekanaliseerd werden, bleef de Drentsche Aa als door een wonder gespaard.
In de jaren ’90 realiseerden steeds meer mensen zich hoe we onze beken hadden verknoeid. Op allerlei plekken langs Aa, Hunze en Runde en rond het Loodiep en Drostendiep zijn miljoenen euro’s geïnvesteerd in het herstel van de beken. Oude meanders worden weer uitgegraven en dijkjes langs de oever zijn weggehaald om de beek de kans te geven buiten zijn oevers te treden.
Het boerenland
Natuur en mensenwerk liggen in het Hondsruggebied nog steeds heel dicht bij elkaar. Je ziet het op de akkers op de es en in de groenlanden in het beekdal. Eeuwenlang was het Drentse boerenland een gezamenlijk product van de inspanningen van mens in weerwil van de natuur.
In de loop van de twintigste eeuw zorgden ruilverkavelingen ervoor dat de boer de grote percelen kreeg die de moderne akkerbouw nodig had. Oude houtwalletjes sneuvelden omdat je met een tractor het liefst zo ver mogelijk rechtdoor wilde rijden. Op zulke akkers was uiteraard geen plaats voor korenbloemen en kamille. Gelukkig keert de natuur ook in het boerenland van het Hondsruggebied terug. Wandel ‘ns over de es van een van de Hondsrugdorpen. Wedden dat je net als vroeger langs de akkerranden weer korenbloemen zult zien, en met een beetje geluk kom je weer een koppel patrijzen tegen.
Buitencentrum Boomkroonpad in de bossen van Drouwen is een goede plek om je ontdekking van de natuur op de Hondsrug te beginnen.