IJstijden, van ijzig koud naar subtropisch warm
Zo’n 2,5 miljoen jaar geleden begonnen de ijstijden: koude perioden waarin zich landijs vormde, afgewisseld met warme perioden. Er zijn minstens 23 ijstijden geweest, afgewisseld met warmere perioden. Deze ijstijden maakten een einde aan de machtige Eridanos-rivier. Schuivend landijs en snel stromend smeltwater hebben de Hondsrug gevormd. Een dikke ijskap transporteerde de talloze grote zwerfkeien hiernaartoe vanuit Scandinavië. IJskoude poolwinden veranderden het gebied in een kille woestijn, maar tijdens de inter-glacialen was het soms warmer dan tegenwoordig. Het landijs trok vier kilometerslange rechte lijnen door het landschap: de Hondsrug en enkele ruggen ten westen ervan. In de laatste ijstijd werden de vele pingoruïnes gevormd die we nu nog als ronde veentjes in het landschap zien liggen. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan het Pingo-onderzoeksprogramma. Na de laatste ijstijd groeide een dik pakket veen tegen de randen van het Drents plateau en de Hondsrug omhoog. Voor het verhaal van de Hondsrug zijn vooral de laatste drie ijstijden van belang.
Elster-ijstijd (475.000-410.000 jaar geleden)
Tijdens de Elster-ijstijd voor het eerst met het landijs uit Scandinavië te maken. De erfenis van de Elster-ijstijd bestaat uit een dikke laag smeltwaterzand en diepe erosiedalen of tunneldalen in Noord Drenthe, opgevuld met wit zand, grind en zware potklei die door het smeltwater werden afgezet. Het glinsterend witte zand uit de Elster-ijstijd noemen we Peelozand of ook wel Poesjeszand. Op de Hondsrug en het Balloërveld ligt het hier en daar aan de oppervlakte.
Potklei is een fijne kleisoort, vrijwel ondoordringbaar door regenwater. In de middeleeuwen begonnen de kloosterbewoners potklei te gebruiken om er hun kloostermoppen van te bakken. Potkleigebieden hebben een speciale vegetatie als gevolg van de slechte doorlatendheid van de bodem.
N34
Tijdens de herstructurering van de N34 autoweg, die de top van de Hondsrug volgt, kwamen prachtige Elster structuren aan het licht. De smeltwaterzanden, hier met veel geremanieerd grind (kwarts en lydiet) uit oudere formaties, is hier sterk vervormd, waarschijnlijk door schuivend ijs aan het eind van de Saale ijstijd.
Warme perioden
De ijstijden werden afgewisseld door perioden met hogere temperaturen, de interglacialen. Tijdens een interglaciaal kon de temperatuur sub-tropische waarden bereiken en liepen er in Drenthe dieren rond als olifanten, nijlpaarden en hyena’s.
Saale-ijstijd (370.000-130.000 jaar geleden)
Tijdens de Saale-ijstijd vond de dikste ijsbedekking plaats in Nederland en uiteindelijk kwam het landijs ongeveer tot aan de lijn Leiden-Utrecht-Nijmegen. De ijstongen van de Saale duwden het landijs voor zich uit en drukten de ondergrond op tot stuwwallen, o.a. de Utrechtse Heuvelrug.
Regelmatig smolt het ijs af om duizenden jaren later opnieuw op te rukken. Aan het eind van de Saale-ijstijd, zo’n 150 duizend jaar geleden, kwam binnen het smeltende ijs een smalle stroom ijs in beweging, een zogenaamde ijsrivier. Deze ijsrivier heeft het Noordwest-Zuidoost verlopende patroon van evenwijdige ruggen en laagten door Drenthe getrokken, waaronder de Hondsrug en de Rug van Rolde/Sleen.
Het zijn deze parallelle ruggen (mega-flutes) die het unieke landschap van het UNESCO Geopark De Hondsrug definiëren. Aan het eind van de Saale ijstijd hebben grote massa’s smeltwater van de Saale ijskap de diepe dalen van de Drentsche Aa en de Hunze uitgesleten.
Na het smelten van het ijs bleef een dikke laag keileem achter met klei, zand, grind en zwerfkeien. De warme periode na de Saale-ijstijd wordt het Eemien genoemd. In deze tijd stond de zeespiegel minstens vijf meter hoger dan tegenwoordig. De zwerfstenen achtergelaten door de Saale ijskap werden door het trechterbekervolk gebruikt om de hunebedden van teh bouwen. Ook voor andere gebouwen, zoals kerken, werden deze stenen gebruikt.
De Weichsel-ijstijd (110.000-12.000 jaar geleden)
In de Weichsel-ijstijd bereikte het landijs onze streken niet, maar het was hier wel erg koud. De zeespiegel daalde meer dan honderd meter en het grootste deel van de Noordzee viel droog. Het land was bedekt met een toendra-achtige vegetatie, de zogenaamde mammoet-steppe. Er leefden hier in de Weichsel-ijstijd o.a. mammoeten en wolharige neushoorns. Het wild trok jagers aan, waaronder Neanderthalers. Tegen het eind van de Weichsel-ijstijd kwam de temperatuur zelfs hartje zomer nauwelijks nog boven nul uit. In dit uitgebreide artikel vind je veel informatie over het landschap en de temperatuurswisselingen tijdens en na de Weichsel ijstijd.
Tijdens de koudste perioden was het Hondsruggebied een eindeloze een kale toendra waar zandstormen het oppervlak schuurden en stuifzand afzetten. Dit zogeheten dekzand vind je overal in het Hondsruggebied meteen aan de oppervlakte. Veel dekzand is tot lange, brede ruggen opgestoven. Door stuwing van grondwaterstromen onder de bevroren bovengrond ontstonden in deze tijd de vele pingoruïnes die we nu nog als ronde depressies in het landschap terugvinden. Langs de weg Borger – Rolde zijn deze pingoruïnes goed te zien.
De droogdalen op de flank van de Hondsrug ontstonden in de Weichsel-ijstijd, op de bevroren ondergrond (permafrost). Alleen in de zomermaanden ontdooide de bovenste 2-2,5 meter. Deze bovenlaag veranderde dan in een papperige, natte massa. Omdat het regen- of smeltwater niet in de grond kon zijgen stroomde het langs de heuvels weg en sleep zo de dalen uit. Na de ijstijd bleef er geen beek achter in het droogdal, vandaar de naam.
Langs de oostrand van de Hondsrug vinden we veel van deze droogdalen, o.a. bij Eext, Exloo en Valthe.
Na de laatste ijstijd
Ongeveer 12.000 jaar geleden eindigde de laatste ijstijd voorgoed en begon het warmere Holoceen. De vegetatie kon zich herstellen en er ontstonden uitgestrekte wouden. In de beekdalen begon zich veen te ontwikkelen. Het veen groeide na verloop van tijd boven de waterspiegel uit en begon tegen de Hondsrug omhoog te klimmen. Door het milde klimaat kon ook de mens zich weer in onze streken vestigen, eerst als jagers, daarna als boeren die het landschap naar hun hand zetten. Zo konden er bijvoorbeeld door overbegrazing weer nieuwe stuifzandgebieden ontstaan.
De ijstijden beleven? Start dan je bezoek bij: