Het ontstaan van de Hondsrug

Het unieke karakter van het Hondsruggebied heeft de geomorfologie als fundament. Het begrip geomorfologie verwijst naar de vorming van de ondergrond, en die is in het Hondsruggebied uniek. Tijdens de voorlaatste ijstijd ploegde een vanuit het noordwesten oprukkende ijsstroom door de Noord-Nederlandse bodem, met de kaarsrechte en evenwijdige ruggen (‘megaflutes’) van het Hondsrugcomplex als resultaat. Dit alles heeft zich afgespeeld aan het einde van de Saale-ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden. Nergens anders in Europa is een dergelijke grootschalige lineaire landschapsvorm te vinden en wereldwijd is alleen in Canada een megaflute van vergelijkbare omvang bekend. De Hondsrug is de meest prominente keileemrug of megaflute, van 70 kilometer lang en meer dan drie kilometer breed. Op de tweede plaats komt de Sleener- of Rolderrug met een lengte van ongeveer 60 kilometer. Beide ruggen liggen voor het grootste deel binnen de grenzen van het UNESCO Geopark.

Megaflutes

De Hondsrug en de andere, kleinere ruggen in het Hondsruggebied zijn, zoals hierboven al is toegelicht, als mega-flutes ontstaan in de Saale-ijstijd. De ruggen bestaan uit zanden die in die ijstijd bedekt werden met keileem en in de Weichsel-ijstijd met dekzand. Pas met het beschikbaar komen van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) werd de subtiele, lineaire structuur van de Hondsrug overduidelijk zichtbaar.

De ruggen van de Hondsrug

De wetenschappelijke onderbouwing over het ontstaan van de megaflute is te vinden in het rapport van Enno Bregman. 

Stroomdalen

Tijdens de Saale-ijstijd ontstonden er parallel aan de ruggen brede, diepe dalen, uitgesleten door smeltwaterstromen. In de Weichsel-ijstijd werd er dekzand in afgezet en in het Holoceen raakten ze grotendeels opgevuld met veen. Zo ontstonden de beekdalen zoals we die nu kennen. Aan de oostkant ligt het Hunzedal en aan de westkant het dal van de Drentsche Aa en de bovenloop van de Overijsselse Vecht. In het Hondsruggebied zijn naast ruggen en dalen nog vele andere sporen van de geologische geschiedenis te zien en te beleven.

Doorbraakdalen

Op twee plaatsen wordt de Hondsrug doorsneden door zogenaamde doorbraakdalen, die net als de smeltwaterdalen ontstonden in de twee laatste ijstijden.

Doorbraakdal Voorste Diep

Het gaat om het Voorste Diep nabij Borger en om de Besloten Venen tussen Glimmen en Noordlaren. Op de plaatsen waar deze doorbraakdalen uitkomen in het Hunzedal bevinden zich kenmerkende sandrs of spoelzandwaaiers.

Pingoruïnes

In de Weichsel-ijstijd, ontstonden er door vorstverschijnselen in de bodem, pingoruïnes.

Ze zijn nu veelal aanwezig als moerassige, ronde laagtes of als vennetjes.

Pingoruïne

In totaal gaat het in het Hondsruggebied om honderden pingoruïnes die vaak geclusterd voorkomen in het gebied.

Dekzandruggen en stuifzanden

De zandlaag die op de hele Hondsrug aan de oppervlakte ligt is overwegend dekzand dat in de Weichsel-ijstijd is afgezet. Die afzettingen zijn niet gelijkmatig, maar kent vormen als ruggen, bogen en koppen, vaak nog goed zichtbaar in het Landschap.

Dekzandrug

Waar het dekzand is verstoven – zoals op sommige plaatsen in het Hondsruggebied het geval is – ontstaan stuifzandafzettingen. Verstuivingen worden veroorzaakt door wind en regen, vaak op plaatsen waar de natuurlijke begroeiing was gereduceerd door overbegrazing.

Hoogvenen

In de dalen tussen de ruggen ontstonden in het Holoceen veenafzettingen. Met name ten oosten en ten zuiden van de Hondsrug ging het om metersdikke pakketten hoogveen. Bijna overal vielen ze ten prooi aan (koloniale) verveners. Slechts op enkele plekken bleef het veen ongedeerd, zoals in het Bargerveen in het zuidoosten van Drenthe.

Bargerveen

Meer weten?