Wandelen - routes

Historische wandeling door en rond esdorp Noordlaren

  • 6,5 km
  • 2,5 uur

Het dorp Noordlaren is meer dan 860 jaar oud. De eerste vermelding van het dorp dateert uit 1160, wat op te maken valt uit een inkomstensregister van het Duitse klooster Werden. Noordlaren is een typisch esdorp op de noordelijke Hondsrug, waarop de stad Groningen en het Zuidlaardermeer een belangrijke stempel hebben gedrukt.

De wandeling begint bij het prachtige oude kerkje van Noordlaren

De aangegeven tijdsindicatie van circa 2 uur is van toepassing op de ± 6,5 kilometer lange wandelroute Noordlaarder es (punt 1 t/m punt 12). Deze kernroute kan verlengd worden met een circa 1,5 uur durende en ± 4 kilometer lange wandeltocht door de Besloten Venen (punt 13). Hetzelfde geldt voor de circa 2 uur durende en ± 5,5 kilometer lange wandeltocht door het Hunzedal (punt 14).

Hieronder volgt een korte beschrijving van de wandelroute. Voor meer details zie verderop in dit document. De wandeling is ook beschikbaar als app route.

Knooppunten route

1Brink, haventje en kerk

De wandelroute start direct bij punt 1 vanaf de parkeerplaats bij het haventje. Tevens vormt deze plek het eindpunt van de route. Loop vanaf de parkeerplaats in zuidelijke richting de Boenderstraat naar punt 2.

2Oude Zuursche brink

Loop de Boenderstraat uit en ga rechtdoor de Zuiderstraat in. Sla vervolgens de eerste straat rechtsaf en loop de Middenstraat in. Punt 3, de oude boerderij, bevindt aan de rechterzijde aan het Zuinigstraatje.

3Boerderij Zuinigstraat

Ga rechtdoor op de Middenstraat. Volg deze straat tot aan de Kerkstraat, en sla hier linksaf. Punt 4 bevindt zich rechts aan het einde van de Kerkstraat.

4Voormalige melkfabriek

Sla linksaf de Zuidlaarderweg in, waar punt 5 zich direct aan de rechterkant begeeft.

5Molen de Korenschoof

Loop de Zuidlaarderweg af richting het zuiden tot aan de eerste straat rechts, Weg langs Het Hunebed geheten. Punt 6 bevindt zich vlak voor deze weg aan de rechterzijde.

6Voormalige molen

Sla rechtsaf en loop de Weg langs Het Hunebed in, waar punt 7 zich openbaart.

7Noordlaarder Es

Vervolg de tocht over de Weg langs Het Hunebed tot het bosje in de bocht, waar punt 8 zich bevindt.

8Hunebed G1, het enige in Groningen

Loop de Weg langs Het Hunebed uit, en sla rechts af op Haasakkers. Blijf dit pad rechts volgen tot aan de Duinweg, en sla hier rechtsaf. Volg deze weg circa 500 meter, waar punt 9 zich aan de rechterzijde begeeft.

9Keuterboerderij Duinweg

Volg de Duinweg tot aan de t-splitsing met de Oorsprong en sla hier rechtsaf. Punt 10 is gelegen aan de rechterzijde van deze weg, na circa 300 meter te hebben gelopen.

10Pingoruïne Kreuzenveen

Loop de Oorsprong uit, en sla linksaf de Zuidlaarderweg op. Sla vervolgens rechtsaf de Kampsteeg in. Loop deze weg uit, en sla vervolgens rechtsaf op de Lageweg. Volg deze weg richting het zuiden tot aan punt 11. Deze is na een kilometer gelegen aan de rechterzijde van de weg.

11Boerderij Hoenderken

Volg de Lageweg. Direct achter De Steeg verschijnt punt 12 aan je rechterzijde.

12Boerderij De Steeg

Volg de Lageweg in zuidelijke richting, tot aan de parkeerplaats bij het haventje aan je linkerzijde waar de route eindigt.

13Besloten Venen

Het is mogelijk om de route vanaf punt 9 te verlengen met een tocht langs punt 13, de Besloten Venen. Volg de Duinweg tot aan de Pollseweg, en sla hier linksaf. Loop vervolgens het zandpad uit om rechtdoor te gaan op de Pollselaan, waar punt 13 zich na 200 meter aan je rechterzijde openbaart. Loop de Pollselaan uit, om vervolgens op de Zuidlaarderweg uit te komen. Blijf deze straat volgen tot aan de Beslotenveenseweg, en sla hier rechtsaf. Sla dan linksaf de Duinweg in, en loop vervolgens door tot de Oorsprong. Ga vervolgens linksaf deze straat in, om de oorspronkelijke route te vervolgen.

14Petgaten Osdijk

Het is ook mogelijk om de route vanaf punt 10 te verlengen met een tocht door het Hunzedal langs punt 14, de petgaten aan de Osdijk. Loop de Oorsprong uit, en sla linksaf de Zuidlaarderweg op. Sla vervolgens de eerste weg rechtsaf, de Kampsteeg in. Loop deze weg uit, en sla vervolgens linksaf op de Lageweg. Volg deze weg richting het noorden, en sla direct rechtsaf op de Osdijk. Na een goede kilometer bevindt punt 14 zich aan je linkerzijde. Loop de Osdijk verder in, en sla vervolgens rechtsaf op de Meester Koolweg. Loop deze straat uit, om vervolgens op de parkeerplaats bij het haventje te eindigen.

Details van de bezienswaardigheden

1. Brink, haventje en kerk

Noordlaren heeft het typische karakter van een Drents dorp, waarbij de huidige brink het centrum vormt. Aan de brink liggen de kerk, het haventje met het Noordlaarder vaartje, het voormalige veerhuis en tal van oude boerderijen met werkplaatsen. Tevens werd de brink in het verleden gebruikt voor het houden van veekeuringen en de jaarlijkse kermis.

Brink en haventje op een oude foto

De Bartholomeüskerk is een kerk die oorspronkelijk gewijd is aan de heilige apostel Bartholomeüs. Na de Reductie in 1594 ging de kerk over in protestantse handen. De kerk kent een bewogen geschiedenis. Wanneer de eerste kerk precies is gebouwd, is moeilijk te achterhalen. Uit onderzoek blijkt dat het oudste deel van de kerk nog uit het einde van de 12e eeuw stamt. De eerste kerk betrof een houten gebouwtje. In de loop van de 13e eeuw werd het huidige stenen kerkgebouw in verschillende fasen gebouwd. Ook de toren is van baksteen en bezit nog een aantal Romaanse kenmerken. In de 15e eeuw kreeg de kerk in grote lijnen haar huidige aangezicht. Bij de restauratie van de kerk in 1976/1977 zijn veel oorspronkelijke elementen weer in het zicht gebracht. In de kerk zijn nog fragmenten van muurschilderingen uit de 13e en 15e eeuw waar te nemen. Oorspronkelijk bezat de kerk veel grond in de omgeving van het dorp, die grotendeels werd verhuurd.

De Bartholomeüskerk in vervlogen dagen

Het haventje met het Noordlaardervaartje is in 1846 gegraven. Hoewel het oorspronkelijk de bedoeling was dat er een geul vanuit het Zuidlaardermeer naar het dorp zou worden gegraven waaruit bluswater gehaald kon worden, verrees al snel een haven op het eind van de vaart. Schepen konden langs het vaartje aanmeren en in het haventje aan de brink goederen overslaan. Langs het vaartje naar het Zuidlaardermeer liep de hooidijk, tegenwoordig Meester Koolweg geheten. Het veerhuis fungeerde als café en de plek waar liggeld betaald moest worden. Zowel de vaart als het veerhuis waren eigendom van de marke.

2. Oude Zuursche Brink

Noordlaren heeft twee brinken: de Kerkbrink en de zuidelijk gelegen Zuursche (Zuider) Brink. Beide waren open ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik die aan de rand van het dorp Noorlaren lagen. De zandweg van de Kerkbrink naar de Zuursche Brink loopt achter de kerk langs. Halverwege de 19e eeuw verloor deze weg grotendeels zijn functie. Dat had te maken met de steeds hoger wordende waterstand in die tijd. De doorgaande weg is toen verplaatst naar de voorkant van de kerk. Dat is de reden waarom de ingang van de kerk zo dicht aan de weg ligt. Voor de aanleg van de weg voor de kerk werd een deel van de begraafplaats opgeofferd.

Weg achter de kerk met Zuursche Brink

De contouren van de Zuursche Brink zijn nog steeds goed zichtbaar. Aannemelijk is dat boeren op deze brink hun vee verzamelden. De Zuursche Brink was begin 1800 al particulier bezit. Niet bekend is wanneer de brink zijn gemeenschappelijke functie verloor. Alleen aan de noordkant van de brink stonden huizen. Rond 1850 zijn enkele huizen in brand gevlogen en daarna gesloopt. Daarvoor in de plaats werd de huidige monumentale boerderij op de brink aan de Lageweg gebouwd.

Zuursche brink en Meerlust op een oude kaart

Als je oostelijk om de Zuursche Brink heenloopt heb je een prachtig uitzicht op boerderij Meerlust in de polder. Deze boerderij maakte deel uit van het buitengoed Meerlust. De toenmalige eigenaar Johan de Drews heeft in 1813 het buitengoed, dat tussen de boerderij en de weg in lag, afgebroken en in delen verkocht. Dit was omdat in die tijd het buitengoed onverkoopbaar was. Alleen de boerderij is blijven staan. Tot ongeveer 1500 was het buitengoed bisschoppelijk tafelgoed en daarna Stadshof van Groningen. Halverwege de 17e eeuw kwam het in particuliere handen.

Boerderij Meerlust in vroeger tijden

3. Boerderij Zuinigstraat

Deze hallenhuisboerderij aan de Zuinigstraat 2 is van het Saksische langgeveltype, en bezit twee naar achteren liggende zijbaanders met een dwarsdeel. Deze bevatten nog enkele 17e eeuwse onderdelen. Het is een van de weinige boerderijen in de provincie Groningen die nog een dwarsdeel bezit. De boerderij heeft een rieten dak, een praktisch gesloten voorgevel met zeshoeks-venster en vensters in de zijgevel. De boerderij werd gerestaureerd tussen 1962 en 1976 en kent de status van rijksmonument. Het verhaal wil dat de boerderij gespaard bleef bij het in brand steken van het dorp door Münsterse troepen in 1672, omdat de troepen van de bisschop de boerderij gebruikten voor onderdak.

Boerderij Zuinigstraat

4. Voormalige melkfabriek

In het verleden heeft Noordlaren een coöperatieve melkfabriek gekend, de zogenaamde N.V. Stoomzuivelfabriek ‘Noordlaren’. Deze heeft dienst gedaan van 1896 tot en met 1930. Als gevolg van onenigheid onder de leveranciers nam de hoeveelheid aangeleverde melk zodanig af, dat in laatstgenoemd jaar besloten is de fabriek stop te zetten. De boeren leverden de melk voortaan aan de melkfabriek ‘De Ommelanden’ te Groningen. In datzelfde jaar werd de 18 meter hoge schoorsteenpijp op afbraak verkocht. Twee jaar later werd het gebouw grotendeels door brand verwoest, kort nadat een manufacturenzaak met woongedeelte in het pand was gevestigd. Tegenwoordig is een deel van de voormalige melkfabriek en de voormalige directeurswoning als woonhuis in gebruik.

Molen de Korenschoof en melkfabriek

5. Molen de Korenschoof

De Korenschoof is een korenmolen uit 1849 en staat aan de Zuidlaarderweg 73, aan de rand van het dorp en de es. Het is een achtkante stellingmolen met een stenen onderbouw, die boven de stelling wordt bedekt met houten platen. Daarboven bevindt zich de houten romp.

De molen is sinds 1940 eigendom van de gemeente Haren en wordt bediend door vrijwillige molenaars. In 1973 werden de molen en aangrenzende schuren aangewezen als rijksmonument. De molen is voorzien van een molenbiotoop. De molen wordt tegenwoordig vooral gebruikt voor het malen van veevoer voor een in de buurt wonende boer. De molen is in het verleden gebruikt als examenmolen voor nieuwe vrijwillige molenaars en wordt ook nu nog regelmatig door een vrijwillig molenaar in bedrijf gesteld.

De molen op een oude ansichtkaart

De bouw van deze molen hing samen met het verdwijnen van de molen uit Harendermolen rond 1823, waardoor het voor inwoners van het dorp lastiger was geworden om hun graan te laten malen. In 1841 werd een verzoek om een molen in Noordlaren te bouwen afgewezen. Na de verharding van de Zuidlaarderweg in 1848 werd een jaar later toch een pel- en roggemolen gebouwd in Noordlaren door molenmaker Harm Seubring in opdracht van Roelof Klinkhamer. Deze beide namen staan in de sluitstenen boven respectievelijk de oostelijke en westelijke ingang.

In 1862 werd de molen uitgebreid om ook dienst te kunnen doen als schorsmolen (barkmolen). Hiertoe werden stenen aangebracht voor het malen van run, waarmee looizuur kon worden gemaakt voor leerlooierijen. Ook werden hiervoor naast de molen twee nog altijd aanwezige met riet gedekte schuren gebouwd. Tussen 1882 en 1888 werden de runstenen weer verwijderd omdat de leerlooierijen in die tijd overstapten op kunstmatige looistoffen.

Na een restauratiebeurt werd de molen in 1945 weer in werking gesteld. Omdat een van de roeden echter in niet al te beste staat verkeerde, werd in 1947 een nieuwe roede aangebracht van de in 1946 afgebroken korenmolen van Spijkerboor. In 1951 werd de andere oude roede hersteld. Tussen 1972 en 1973 en in 1977 werd de molen gerestaureerd door molenmaker Doornbosch uit Adorp. Hierbij werd de bestaande zelfzwichting vervangen door Oudhollandse tuigage. Tussen 2004 en 2005 is de molen voor het laatst gerestaureerd. Er werd gekozen voor een systeem met fokwieken en zeilen. Ook werden bij de restauratie de roeden van het wiekenkruis en een deel van de kap vernieuwd.

6. Voormalige molen

In 1867 werd, nabij de Weg langs het Hunebed achter het huis aan de Zuidlaarderweg 89, een korenmolen gebouwd door Pieter Lourens Bronkema, afkomstig uit het Groningse Rasquert. Even voor 1870 moet de molen in bedrijf zijn gesteld. In 1879 werd deze molen door Bronkema verkocht aan Lucas Albertszoon Hoenderken. Hoenderken kocht daarop in 1888 ook de andere korenmolen van Noordlaren, de huidige Korenschoof, en verkocht daarop zijn oude molen. Deze werd vervolgens afgebroken en weer opgebouwd in Coevorden, alwaar deze kort daarop afbrandde als voorganger van molen De Arend.

Voormalige molen, bezien vanaf het hunebed

7. De Noordlaarder Es

De Noordlaarder Es is een golvend bouwland zover het oog reikt. Vandaag de dag zijn delen van de es in eigendom bij twee grote landbouwfamilies en enkele particulieren. Voor de ruilverkaveling 1972/1974 zag de Noordlaarder Es er heel anders uit. Toen was het een lappendeken met talloze langgerekte perceeltjes.

Oogsten op de Noordlaarder Es

De Noordlaarder Es is veel later in cultuur gebracht dan de lager gelegen gebieden rond Noordlaren en de gebieden langs de Drentsche Aa en in de Besloten Venen. Al in de 16e en 17e eeuw waren die in gebruik als wei- of bouwland. De ontginning van het voormalige heideveld tot de Noordlaarder Es vond geleidelijk plaats. Vroeger was het de gewoonte dat als men bouw- of weiland nodig was, men met elkaar een blokvormig stuk heidegrond ontgon. En als het werk klaar was, verdeelde men het ontgonnen stuk grond onder elkaar in lange smalle stroken. Deze werkwijze had ook tot gevolg dat iedere landbouwer wel ergens een stuk land bezat. Als je op de veldnamenkaart kijkt, dan zie je overal op de Noordlaarder Es rechthoekige blokken grond verdeeld in stroken.

Veldnamenverzamelkaart op de Noordlaarder Es

Ieder blok op de es kreeg een eigen veldnaam. Voorbeelden daarvan zijn Zuiden/Noorden, Delakkers, Stainbargen en Lange Tochten. De ene keer refereerde de naam aan de ligging van het stuk land, de andere keer aan de grondsoort en dan weer aan het gebruik van de grond. Door elk blok een eigen naam te geven wist iedereen over welk stuk grond je het had. Pas bij de invoering van het Kadaster in 1832 is de omschrijving van de blokken vervallen. Toen kreeg ieder perceel een eigen kadastraal nummer.

Dorsen op de Es

8. Hunebed G1

Hunebed G1, ook wel bekend als De Steenbarg, ligt ten zuidwesten van de dorpskern van Noordlaren, nabij de grens met de provincie Drenthe. Het hunebed ligt midden op de es, tussen de beekdalen van de Drentsche Aa en de Hunze. Vanaf de Zuidlaarderweg is het monument te bereiken via een zandpad dat de naam ‘Weg langs het Hunebed’ draagt. Het monument ligt in een bosje in de bocht van het pad.

Het hunebed wordt vermeld in een reisverslag uit 1694 van Michiel Bolhuis, die in gezelschap van anderen van Groningen naar Bremen reisde. In die tijd was het monument al een deel van zijn stenen kwijt en dus ook een groot deel van zijn dekheuvel; misschien gaat het begin van de sloop wel terug tot de 12de eeuw. In het midden van de 18de eeuw vonden er graverijen plaats, waarbij vondsten werden gedaan. Kort voor 1800 werd er met behulp van buskruit een slooppoging ondernomen – twee boorgaten uit die tijd getuigen daar nog steeds van – maar een plaatselijke notabele wist erger te voorkomen. Dominee Boeles schrijft in 1845 over die boorgaten, ‘opdat niet, na verloop van tijd sommigen zich het hoofd breken met gissingen over den oorsprong en betekenis dezer gaten. Immers reeds nu maakt men de kleine kinderen wijs, dat de reuzen in dezelve den duim staken, en elkander zoo de steenen toewierpen’.

Hunebed G1 in vroeger tijden

Het hunebed is in 1957 door de archeologen Van Giffen en Bakker gedeeltelijk onderzocht. Bij dit onderzoek kwam aardewerk aan het licht van naar schatting de resten van zo’n 150 potten. Opmerkelijk zijn de paalgaten die aan de oostkant van het hunebed zijn aangetroffen en die met de bouw van het hunebed kunnen samenhangen. Voor de ingang is een kuil gevonden waarin zich twee lijk-silhouetten (wellicht van kinderen) aftekenden. Ook bij andere hunebedden zijn vlakgraven aangetroffen, onder meer bij het (verdwenen) hunebed van Mander in Twente, Overijssel (O2).

9. Keuterboerderij Duinweg

De keuterij aan de Duinweg nr. 18 staat op een duin, plaatselijk bekend als ‘bargie’ (bergje). Het zand werd afgegraven en door omwonenden gebruikt. De keuterboer was zelfvoorzienend: vlees, groente, aardappels en zuivelproducten vormden de dagelijkse maaltijd. Deze werden eveneens verkocht vanuit huis. De kippeneieren werden in latere jaren aan het nabijgelegen Natuurvriendenhuis verkocht.

Keuterij met moestuin

10. Pingoruïne Kreuzenveen

De laagte in het weiland langs de Oorsprong heet Kreuzenveen. Het is een pingoruïne. Pingoruïnes zijn ontstaan in de laatste ijstijd. Toen waren het ijskernen met daarop aarde. Door toevoer van grondwater stuwden de ijskernen de aarde op tot heuveltjes. Als dat lang genoeg doorging, gleed de aarde van de ijskern af en vormde een wal. Toen in een warmere periode de ijskern smolt, bleven er ronde laagtes over. Na verloop van tijd vulden die zich vaak op met veen. Eeuwenlang is het Kreuzenveen gemeenschappelijk bezit van de marke Noordlaren geweest. Het was Rudolf de Sitter, luitenant-kolonel en burgemeester van Haren, die het Kreuzenveen in 1848 kocht van de marke . Het Kreuzenveen werd gebruikt als hooiland. Bij deze pingoruïne is de wal om de laagte niet zo zichtbaar. Dat komt omdat de randen door natuurlijke erosie en door landbouwers zijn afgevlakt.

Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen (Biologisch-Archeologisch Instituut) namen in 2007 boormonster van de pingoruïne in het Kreuzenveen. Aan de hand daarvan konden ze de vegetatie tot ongeveer het jaar nul in kaart brengen. Ook bleek dat de drie meter dikke laag veen in de pingoruïne niet is afgegraven. Daarom wordt het een onverveende pingoruïne genoemd. Het meest bijzonder was de vondst van de stobbe van een Grove Den. Die bleek zo’n 9000 jaar oud te zijn, dus van net na de laatste ijstijd. Het kan haast niet anders dan dat dit de eerste en oudste Grove Den van Noordlaren is.

Het Kreuzenveen

11. Boerderij Hoenderken

De familie Hoenderken heeft in de marke van Noordlaren altijd een voorname rol gespeeld. Telgen uit de familie fungeerden als voorzitter en vertegenwoordigden de marke. Nog steeds betreft het één van de drie belangrijkste landbouwfamilies in Noordlaren. De anderen zijn de landbouwfamilies Veldman en recent Arends. Aan het eind van de 14e eeuw komt de naam Hoenderken al in oude stukken voor. Van oorsprong heeft het erf toebehoord aan de bisschop van Utrecht als leengoed. In de 15e en 16e eeuw bleek een lid van de familie Ette in de Etstoel van de Drenthe te zijn, het hoogste rechtscollege van de Olde Lantscap. Dat de familie veel land in eigendom heeft gehad blijkt uit de markeverdeling van 1848. Een groot deel van de waardelen hoorde dit landbouwgeslacht toe. Ook na de markeverdeling is de boerenfamilie bestuurlijk actief gebleven, onder meer in het gemeentebestuur van Haren, de Plaatselijke Commissie voor de Ruilverkaveling van de Noordlaardermade en de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereeniging van Noordlaren.

Een historische foto van boerderij Hoenderken

12. Boerderij De Steeg

Boerderij De Steeg aan de Lageweg 39 in Noordlaren is een vrij gaaf bewaard gebleven voorbeeld van de bouwwijze van vroegere boerderijen. Het is een zogenaamde Saksische boerderij met Drentse invloeden. Dit type boerderij komt voor ten zuiden van de stad Groningen en in het noordwestelijk gedeelte van de provincie Drenthe. Het bouwjaar ligt tussen 1630 en 1650 met vermoedelijk jaar 1644 als start.

Voor de bouw werden eenvoudige natuurlijke materialen gebruikt. Leem voor de deel en voor het metselen van bakstenen, hout voor de gebinten en het dragende deel, veldkeien voor de fundering en erfverharding en riet als dakbedekking.

De Steeg, een saksische langhuisboerderij

Bij een dergelijke Drentse boerderij lopen de gebinthoofden door in de stijlen (ankerbalkgebint) en liggen er niet op zoals bij Groninger en Friese boerderijen. De gebintconstructie is vermoedelijk van nog ouder datum dan de boerderij. In de gebinten zijn merktekens aangebracht in Romeinse cijfers. Deze merktekens werden in de 17e eeuw al verdrongen door korte ingehakte kerven. De Romeinse cijfers werden in de middeleeuwen toegepast.

Het woongedeelte is opgemetseld in zogenoemde roswinkels, een steenformaat dat vanaf de 15e eeuw tot ongeveer 1750 in de provincie Groningen werd gebakken. Het is waarschijnlijk dat mens en dier vroeger in dezelfde ruimte vertoefden.

Rond 1750 is de boerderij vrij ingrijpend verbouwd. Hiervan getuigt de uit die periode stammende bedstedewand en de deur in de gang naar de woonkamer. Rond 1890 werd de boerderij aan de voorzijde uitgebouwd met een extra woonkamer, bedoeld voor de huisvesting van het oudere boerenechtpaar toen een van de kinderen het bedrijf overnam. Begin jaren ’90 van de vorige eeuw is de boerderij gerestaureerd.

13. Besloten Venen

Het gebied ten noordoosten van De Poll is een van de twee doorbraakdalen door de Hondsrug (de andere is het Voorste Diep, tussen Ees en Borger). Door de relatieve slechte afwatering ontstond hier een veengebied van zo’n 100 tot 200 meter breed. Het dal loopt door tot de Lageweg bij Vogelzang. Het veen was als het ware opgesloten (besloten) door het zand van de Hondsrug.

De Besloten Venen heeft net als de Hunze haar oorsprong in een erosiedal dat ontstond aan het einde van het Saalien, geflankeerd door de Drentsche Aa aan de westzijde en de Hunze aan de oostzijde. In het Weichselien werden beide dalen opgevuld met dekzand. Op een gegeven ogenblik moet de Drentsche Aa door het dal zijn gebroken waardoor een verbinding ontstond met de Hunze. In de loop der tijd slibte de verbinding echter weer dicht, waarna het dal zich opvulde met plantenresten, die na verloop van tijd vergingen tot een veenpakket. Van het oorspronkelijke doorbraakdal bleef alleen een moeras over.

Hoogtekaart van de Besloten Venen, tussen Aa en Hunze

In de middeleeuwen vormde dit moeras een natuurlijke barrière tussen het noordelijker gelegen Gorecht en het zuidelijker gelegen Drenthe. Het vormde tevens de taalgrens tussen beide gebieden. Door het gebied liep een keileemrug ter hoogte van de huidige Zuidlaarderweg, die de enige verbinding door het gebied vormde tussen Groningen en Coevorden. Aan beide zijden van het dal werden in de middeleeuwen versterkingen gebouwd om deze doorgang te bewaken.

De Besloten Venen bestaan uit twee delen: De hogere delen aan noord- en zuidzijde bestaan uit veldpodzolgronden met lemig fijn zand en de lagere delen in het midden vormen moerige podzolgronden met een veenkoloniaal dek en moerige tussenlagen. In het verleden is veen gewonnen in het gebied.

In 1962, 1969 en 1970 probeerde het bedrijf ‘NV Meisner Zand Midlaren’ uit Hoogkerk om een vergunning te krijgen om de Besloten Venen te mogen afgraven tot op een diepte van 20 meter. De gemeente Haren, de hervormde kerkgemeente Noordlaren en een aantal particulieren dienden hiertegen bezwaar in. Voor zover bekend is het gebied nooit ontgrond.

Besloten Venen ter hoogte van het Pollmeer.

Iets ten zuiden van de Besloten Venen lag tot in de 19e eeuw het Pollmeer. Door bemaling veranderde dit meertje in een moeras. In 2005 werd het meertje weer uitgegraven door toedoen van de Noord-Nederlandse Golf- en Countryclub, Staatsbosbeheer en de familie Buist. De familie richtte op een deel van de Besloten Venen, Westerlanden en het Boerveld landgoed Blanckenborch in. Het andere deel van de Besloten Venen is in handen van Staatsbosbeheer.

Door het gebied loopt een kleine sloot, die afwatert op de Drentsche Aa (in plaats van de Hunze zoals vroeger). Tussen 2015 en 2016 is het beekdal door de Besloten Venen hersteld om zo de Drentsche Aa weer met de Hunze te verbinden. De beek zelf is weer uitgegraven om het dal te ontwikkelen tot een ecologische verbindingszone, waarbij de beek ook buiten haar oevers kan treden. Vanaf het nieuwe bruggetje heb je een overweldigend uitzicht over het wijde dal van de Drentsche Aa.

14. Petgaten Osdijk

Vanaf de 19e eeuw tot en met de Tweede Wereldoorlog werd er in de polder van Noordlaren turf en baggel gestoken. Hierdoor zijn er petgaten in de polder ontstaan, onder andere aan de Osdijk. De turf en baggel werd door de lokale bewoners gebruikt als brandstof voor het stoken van de kachel.

De polder en het meer hebben van origine een drassige zandgrond als bodem, waar zich door de eeuwen heen veen op ontwikkelde. Het meer is pas tussen de 10e en 12e eeuw ontstaan door klink en oxidatie die de turfwinning met zich meebracht, onder andere geïnitieerd door de kloosters van Aduard en Essen. Overigens heette het meer toen nog Northlaremade in plaats van Zuidlaardermeer.

Machinale turfwinning in de Oostpolder

In het voorjaar – als het niet vroor – kon men beginnen met het steken van de turf. De turf werd op stapels op de hooidijken gelegd, zodat het kon drogen in de zomer. De stapels met turf werden regelmatig gekeerd om het droog proces te versnellen, zodat het voor de herfst kon worden opgehaald en in de schuur of turfhok kon worden bewaard. Wanneer de turf nog nat was, kon de vorst zijn intrede doen. De turven zouden dan uit elkaar vallen, waardoor deze niet langer geschikt waren als brandstof.

Losse turf, hoogveenturf of turf van mindere kwaliteit, werd ook als strooisel in de stal en daarna als mest op de essen gebruikt. Men kon ongeveer 1 meter diep turfsteken in de polder, daarna zat men op de zandbodem. Om al het turf te kunnen steken tot de zandbodem moest men baggeren, want het meerderdeel van dit veen lag onder het water.

Het baggeren en afsteken van laagveen vond plaats met de beugel of met de steekschop. De getrokken of gestoken veenmodder werd vervolgens in een mengbak gedaan en vermengd met water en daarna op het land (strekakker) of dijk – waarop stro lag – uitgespreid.

Wanneer het vocht voldoende uit de veenmodder was verdwenen, wordt de “turfspecie” gesneden tot baggelturf. Deze baggelturven zijn zwart van kleur, kleiner en zwaarder dan de hoogveenturf en geven meer warmte en branden langer door hun compactheid. De kwaliteit was doorgaans matig. Dit komt door dat het veen uit de polder veel zand bevatte. De droogmethode was verder gelijk aan die van de losse turf, dus drogen op het land en regelmatig keren.

De teksten en afbeeldingen zijn afkomstig van De Hondsrug UNESCO Global Geopark, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijkswaterstaat (Actueel Hoogtebestand Nederland), Harener Historische Kring Old Go (Henk Abbring en Annet Boekel), Ingrid Schenk, Jogchem de Jonge, Pim Timmer en Theo Sieling.

Startpunt

Haventje

Esdorp Noordlaren